‘the moulded maiden from Zeus’
Er is een cyclus in de Griekse mythes over Heracles en Prometheus. De eerste bevrijdde de laatste van het afschuwelijke lot waaraan Zeus hem onderworpen had. Heracles ontdeed Prometheus van de ketenen waarmee hij gebonden was, als straf om het stelen van het vuur. Een grote adelaar kwam overdag om de lever van de geketende titaan te eten, waarna het orgaan ’s nachts weer aangroeide. Heracles werd door Zeus geëerd, ook al had hij een door hem gestrafte bevrijd. Wat Prometheus daarna deed, is niet bekend.
Zeus was al eerder boos geweest op Prometheus. Het ging om het begunstigen van mensen; iets dat Zeus niet goedkeurde. Ter gelegenheid van een samenkomst van goden en mensen had Prometheus een grote os geslacht. Hij maakte twee pakketten, een groot met de botten van het beest en het vet en een kleine met het vlees en huid. Hij deed voorkomen alsof hij het grote deel aan de mensen wilde geven en wist dat de goden daartegen zouden protesteren. Toen Zeus dat doorzag werd hij boos op zowel Prometheus als op de mensen en besloot zich te wreken. Daarbij ging het hem om het bedrog, niet om het vlees, want de onsterflijke goden aten alleen om het plezier en niet omdat ze het nodig hadden. Nee, het zijn de mensen die het nodig hebben. Zij moeten eten om in leven te blijven. Het vuur dat Zeus oorspronkelijk aan de mensen zou geven, hield hij achter. Dat was erg, want de mens moest zijn eten kunnen koken en braden. Dat was het bewijs dat de mens het dier zijn was ontstegen en dat was de reden waarom Prometheus zich gedwongen zag het te stelen.
De wraak van Zeus daarop was de schepping van Pandora. Hephaistos, de smid der goden, kreeg de opdracht om uit aarde een jonge vrouw te scheppen. De godin Athene gaf haar prachtige kleding, onder andere een geborduurde sluier voor over het hoofd en een diadeem van goud die ook door Hephaistos was gemaakt. Zowel de goden als de mensen waren verbijsterd over haar schoonheid, haar geschonken door Aphrodite, en ze bleek de perfecte val voor de mensen. Zij was de eerste vrouw. De Griekse schrijver Hesiodus beschrijft haar als een perfecte vloek voor de mannen met wie haar afstammelingen samen leven. Ze zijn als de darren in een bijenkorf die niets doen en zich alleen maar laten voeden door de bijen. Het leven voor de man is hard of hij nu een goede of een slechte vrouw treft.
Pandora staat symbool voor de eeuwige schoonheid van een jonge vrouw waarnaar je altijd blijft verlangen. Ook haar eigen verlangen is onbegrensd, ze wil steeds meer, ook op seksueel gebied. Haar naam betekent in het Grieks ‘zij die alles geeft’. Ze is op haar beurt door de goden aan de mensen geschonken.
Prometheus, die gezien zijn naam alles van te voren overdenkt, weet dat een dergelijk geschenk van de goden niet veel goeds voorspelt. Hij waarschuwt zijn broer Epimetheus, wiens naam betekent dat hij altijd alles achteraf beseft, om dit ‘geschenk’ niet aan te nemen. Maar omdat deze ziet wat de straf van de goden voor Prometheus’ bedrog is, of omdat hij domweg verliefd wordt op Pandora, neemt hij haar toch in huis. Ze wordt daar de ‘oermoeder’ van alle vrouwen.
Maar Epimetheus heeft nog een vreemd voorwerp in huis staan: een afgesloten vat, waar ze niet aan mag zitten. Toch, en hier herinnert het verhaal aan de rol van Eva in het Paradijs, maar ook aan de vrouw van Blauwbaard, is Pandora’s nieuwsgierigheid zo groot dat ze het vat toch open maakt. Het blijkt een eerdere gift van Zeus te zijn en bevat alle ziektes, rampen en ellende die de mens kan treffen. Als zij geschrokken en wel weer het deksel erop heeft gedaan, hoort ze nog iets in het vat zwakjes kloppen. Het blijkt de hoop te zijn. Tegenwoordig denken wij dat die hoop gunstig is en wellicht als panacee kan gelden tegen al de ellende die er al uit het vat was ontsnapt. Maar dat is niet wat de Grieken er onder verstonden. In hun ogen was de hoop iets negatiefs, want je hoopt alleen maar op iets als je het niet hebt. Als je ziek bent, hoop je dat je beter wordt; als je arm bent hoop je dat je wat geld krijgt.
Na deze escapade waarbij Pandora dus alle ellende voor de mens heeft teweeg gebracht, horen we niets meer van of over haar. Het is echter genoeg. Bijna drieduizend jaar nadat er voor het eerst over haar verteld werd, ‘leeft’ ze nog steeds voort in kunst en literatuur.
Het is de Griekse schrijver Hesiodus die in Theogonie en Werken en dagen, waarschijnlijk geschreven in de zevende eeuw voor het begin van onze jaartelling, voor het eerst het verhaal heeft opgeschreven. Het verhaal werd daarna door anderen doorverteld en soms uitgebreid. Zo is het ook in onze tijd terecht gekomen.
Vaas of doos?
Maar hoe komen we nu aan ‘de doos’ van Pandora? In het Grieks is er sprake van ‘pithos’ dat een aardenwerken ‘vat’ betekent. Het waren vaak manshoge vaten waarin voorraden olie en graan werden gestopt. Toen Erasmus aan het begin van de zestiende eeuw de mythe in het Latijn vertaalde, maakte hij een fout en maakte van een vat (pithos) een doos (pyxis). Die fout is gebleven.
Natuurlijk zit in het woord ‘doos’ ook weer een andere verwijzing naar de ‘onverzadigbaarheid’ van de oorspronkelijke Pandora. Van begin af aan is er aan het vat zowel als aan de doos een seksuele betekenis gegeven. Die betekenis is door de eeuwen heen ook telkens weer anders gewaardeerd. In de kunst en literatuur is die verandering duidelijk te zien. In het oorspronkelijke verhaal is Pandora een jonge vrouw die zelf niet lijkt te beseffen hoe verleidelijk zij is en zo wordt ze ook lange tijd afgebeeld. Ook door schilders in de 19e en 20e eeuw die haar vaak afbeelden als nog een meisje, naakt of in ieder geval schaars gekleed, dat zich onbespied waant en met een kleine of grotere doos in de weer is. Ze lijkt zich onbewust van haar aantrekkingskracht. Op hun beurt worden de mannen ‘gedegradeerd’ tot voyeurs en willoze slachtoffers.
Oorspronkelijk verschenen in Pandora, tijdschrift voor kunst & literatuur, jaargang 1, no 1 (2012)